Hieronder staan drie opvoedingssituaties beschreven, die je wellicht bekend voorkomen.
Je kunt lezen welke invloed jouw eerste reactie heeft op het vervolg van die ene gebeurtenis.

Op het moment dat er iets niet gaat zoals jij zou willen, komt je eerste gedachte vaak voort uit zorg, onmacht of irritatie . Je reactie naar jouw kind is dan vaak ook negatief geladen.
Als je even wacht met reageren en de tijd neemt om je te verplaatsen in hem, reageer je automatisch anders; milder en positiever.

Situatie 1:
Je staat op het punt om naar de verjaardag van jouw moeder te gaan en ontdekt dat Bas (2 jaar) zichzelf en de hele keukenvloer heeft onder gestrooid met meel.

Jouw negatieve gedachte: Ah, nee hè. Wat is dit nu weer! Wat een ellende. Nu moet ik hem andere kleren aandoen, de keuken schoonmaken en ik ben al te laat. Kan hij nou nergens vanaf blijven!
Jouw reactie: ‘Bas, wat heb je nu weer gedaan. Dat mag toch niet, dat weet je best. Moet je kijken wat voor troep je hebt gemaakt. Nu moeten we dat eerst allemaal opruimen en komen we te laat op oma’s verjaardag.’
Reactie-keten: Bas voelt dat je boos op hem bent en begint te huilen. Hij begrijpt jouw boosheid niet, want het was helemaal niet de bedoeling om jou dwars te zitten. Hij zag het pak meel en ging op ontdekkingstocht. Bas gaat mee in jouw negatieve emotie en wordt stil of huilerig. Je ruimt alles in een noodtempo op, kleedt Bas mopperig om en komt te laat en chagrijnig bij oma aan.

Jouw positieve gedachte: Ah nee, wat heeft Bas nu weer gedaan? Wat een troep. Je ziet zijn lachende gezichtje dat jou verwachtingsvol aankijkt. Wat is het toch een boef; altijd op ontdekkingstocht. Wel balen dat het nu gebeurt, want nu komen jullie  te laat.
Jouw reactie: ‘Bas, wat heb je nu gedaan? Je hebt allemaal meel op de grond gegooid! Dat is toch geen speelgoed, gekkie. Dat is om pannenkoeken mee te bakken. Nu moeten we eerst alles opruimen voor we naar oma gaan. Help mij maar even mee, dan gaat het sneller. Des te eerder kunnen we taart eten.’
Misschien stuur je nog wel even een foto van Bas onder het meel  naar oma met het onderschrift “we zijn wat later”.
Reactie-keten: Bas begrijpt uit jouw reactie dat het niet handig is wat hij gedaan heeft en hij ervaart ook dat zijn gedrag consequenties heeft (opruimen). Doordat de sfeer luchtig is, zal hij makkelijk meewerken aan het omkleden en komen jullie ontspannen op de verjaardag aan waar iedereen de leuke foto van Bas al bewonderd heeft.

Situatie 2:
Het is half 8 ’s ochtends. Rosa (5 jaar) staat te stampvoeten. Ze wil persé haar eenhoorntrui aan, maar die ligt in de wasmand. Hij zit onder de chocoladevlekken.

Jouw negatieve gedachte: Ik wil niet dat ze die trui aandoet. Hij is ontzettend vies. Ik schaam me rot als ze met zo’n vieze trui naar school gaat. Wat zullen ze wel niet van mij denken. Ze doet gewoon een andere trui aan.
Jouw reactie: ‘Rosa, jij mag die trui niet aan. Hij is vies. Zoek maar een andere uit. Je hebt zoveel mooie truien.’
Reactie-keten: Rosa zet haar hakken in het zand. Ze wil de eenhoorntrui graag aan. Voor haar is het niet belangrijk dat hij vies is. Ze voelt zich fijn in die trui. Iedereen zegt dat hij zo mooi is. Jij wordt ongeduldig, want de klok tikt verder. Rosa doet uiteindelijk een andere  trui aan, maar de sfeer is niet gezellig. Rosa zit aan tafel nog wat mokken en treuzelen met het eten en jullie gaan allebei met een vervelend gevoel weg.

Jouw positieve gedachte: Ik snap dat ze die trui aan wil, want ze vindt hem prachtig en wordt er altijd zo blij van, maar hij is echt te vies. Ik zal haar rustig uitleggen dat de trui gewassen moet worden en dat ze een andere trui mag uitzoeken.
Jouw reactie: ‘Ik snap dat je die trui graag aan wilt, omdat je hem zo mooi vindt, maar heb je gezien hoe vies hij is? Als jij straks een vies gezicht hebt van de chocopasta, gaan we die toch ook wassen? We gaan jouw trui vanmiddag samen wassen in heel veel schuim. Dan doen we er een lekker geurtje bij en dan ruikt de eenhoorn weer helemaal fris en kan je hem morgen weer aan. Kom, we zoeken samen een andere trui uit.’
Reactie-keten: Rosa voelt zich begrepen, waardoor haar frustratie wegzakt. Daardoor zal ze eerder geneigd zijn om naar je te luisteren en open te staan voor jouw suggesties. Door haar vervolgens iets te bieden wat ze leuk vindt, verleg je haar aandacht naar iets positiefs.

Situatie 3:
Je hebt net een telefoontje van de leerkracht gehad die dat Ilse  (12 jaar) al vijf keer een waarschuwing heeft gehad omdat ze haar huiswerk niet gemaakt had .
 
Jouw negatieve gedachte: Wat is dit nou ineens? Is ze aan het puberen? Ik maak me zorgen. Als dat maar goed gaat. Het komt vast door dat buurmeisje Loes, waar ze de laatste tijd zoveel mee omgaat. Dat meisje is twee jaar ouder! Geen flauw idee wat ze steeds aan het doen zijn, maar in ieder geval geen huiswerk maken, dat is duidelijk.
Jouw reactie: ‘Ilse, ik ben net gebeld door school en je weet vast wel waar dat over gaat. Je hebt jouw huiswerk al heel vaak niet gemaakt. Wat is dat? Dit komt vast omdat je de laatste tijd zo vaak bij Loes bent. Ik wil dat je niet meer naar haar toe gaat. Ze heeft geen goede invloed op je.  Ze is veel te oud voor je.’
Reactie-keten: Ilse wordt boos. Ze voelt geen vertrouwen van jou en bovendien beschuldig je Loes van iets, wat helemaal niet waar is. Loes helpt haar juist. Ilse weet namelijk niet welke schoolkeuze ze moet maken en voelt zich daar erg onzeker over. Loes – die dat al meegemaakt heeft- weet precies hoe dat voelt. Ze praten er samen veel over. Dat ze haar huiswerk een aantal keren niet gemaakt heeft, komt omdat ze zoveel aan het nadenken is en daardoor slecht slaapt en erg moe is.
Ilse zal vanuit dit gevoel niet makkelijk het gesprek met je aangaan.

Jouw positieve gedachte: Wat is dit nou ineens? Dat past helemaal niet bij Ilse. Er zal wel een reden voor zijn. Het is fijn als ik weet wat er aan de hand is, dan kan ik haar misschien helpen. Zou het iets met Loes te maken hebben? Daar is ze tegenwoordig vaak.
Jouw reactie: Je creëert een moment waarop het makkelijker is om even samen te praten (de hond uitlaten/afwassen/eindje rijden). ‘Ik ben door school gebeld. Klopt het dat jij jouw huiswerk een aantal keren niet gemaakt hebt? Ik vind dat eigenlijk niets voor jou. Is er iets?’ Je benoemt Loes nog niet.
Reactie-keten: Doordat je Ilse op een ontspannen moment en op een rustige manier confronteert met het telefoontje van school en er geen waardeoordeel inlegt, voelt Ilse zich niet aangevallen. Ze voelt dat je vertrouwen in haar hebt en graag wilt weten wat er aan de hand is. Ze voelt daardoor de ruimte om te praten over wat haar dwars zit.

Je ziet dat jouw eerste reactie veel invloed heeft op wat er daarna gebeurt. Door even rust te nemen en je te verplaatsen in het kind, haal je de eerste spanning bij jezelf weg. Dat kan een boel strijd schelen!!